ECLI:NL:CRVB:2022:1514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
20/2847 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsvermogen van appellante in het kader van Wajong-uitkering na verkeersongeluk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsvermogen van appellante, die na een verkeersongeluk met hersenletsel een Wajong-uitkering ontvangt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante arbeidsvermogen heeft en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Appellante, geboren in 1989, heeft in 2013 een uitkering op grond van de Wajong 2010 gekregen. Het Uwv heeft in 2017 vastgesteld dat zij arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering. Appellante heeft in 2018 gemeld dat haar gezondheid verslechterd was, maar het Uwv concludeerde dat haar arbeidsvermogen ongewijzigd bleef. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat zij in hoger beroep heeft bestreden. De Raad heeft overwogen dat bij de beoordeling van arbeidsvermogen alleen de medische gevolgen van ziekte of gebrek in aanmerking worden genomen, en niet de belasting van huishoudelijke taken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

20 2847 WAJONG

Datum uitspraak: 30 juni 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
10 juli 2020, 19/2574 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D.M. Gijzen, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade, bestaande uit de wettelijke rente over de ten onrechte niet uitbetaalde uitkering.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 25 mei 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Gijzen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1989, heeft tijdens haar studie een verkeersongeluk gehad met hersenletsel als gevolg. In verband met haar klachten door het hersenletsel is aan appellante per 21 mei 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) toegekend.
1.2. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) in werking getreden. Het Uwv heeft uit eigen beweging beoordeeld of appellante per 1 januari 2018 als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is aan te merken. In dat geval zou appellante recht hebben op de zogeheten uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten en zou appellante per 1 januari 2018 recht blijven houden op een Wajong-uitkering naar 75% van de grondslag. Bij brief van 14 maart 2017 heeft het Uwv aan appellante een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat appellante arbeidsvermogen heeft of dit kan ontwikkelen. Appellante heeft in reactie hierop te kennen gegeven het eens te zijn met deze beoordeling. Bij besluit van 25 april 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, als gevolg waarvan de Wajonguitkering met ingang van 1 januari 2018 is verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.3.
Appellante heeft met een door het Uwv op 10 december 2018 ontvangen formulier gemeld dat haar gezondheidssituatie is verslechterd. Appellante heeft toegelicht dat er geen vooruitgang meer te verwachten is van haar revalidatietraject. Appellante heeft geprobeerd te werken maar dit bleek te zwaar te zijn
.Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 18 februari 2019 heeft het Uwv besloten dat appellante arbeidsvermogen heeft en dat de hoogte van haar Wajong-uitkering ongewijzigd blijft. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Appellante acht zich vanwege haar vermoeidheidsklachten door het hersenletsel (neurofatique) niet vier uur per dag, vijf dagen per week belastbaar voor arbeid. Appellante verricht momenteel op vier ochtenden per week voor twee uur vrijwilligerswerk en volgens haar is dit het hoogst haalbare.
1.4.
Bij besluit van 22 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 18 februari 2019 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de medische situatie van appellante sinds 2012 niet is gewijzigd en dat appellante in staat is om ten minste een uur aaneengesloten te werken. Op basis van het dagverhaal van appellante, waaruit blijkt dat ze verspreid over de dag ruim meer dan vier uur actief is, acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante ten minste vier uur per dag belastbaar. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan appellante een taak (gegevens invoeren) uitvoeren in een arbeidsorganisatie en beschikt zij over basale werknemersvaardigheden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beperkingen van appellante niet wezenlijk anders zijn dan bij de eerdere beoordeling in 2013. Dit blijkt ook uit de in beroep overgelegde brief van de huisarts van 21 november 2019. De klachten die de huisarts in die brief omschrijft, komen nagenoeg overeen met de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft omschreven. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat appellante op basis van het dagverhaal in januari 2019 in staat wordt geacht om ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 20 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1896) heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geen rekening heeft gehouden met de belasting die de huishoudelijke taken met zich meebrengen. Andere factoren dan ziekte of gebrek die iemand belemmeren in de mogelijkheden om te werken, vallen namelijk niet onder het risico dat in de Wajong wordt verzekerd.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat het Uwv ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij vier uur per dag belastbaar is. Volgens appellante heeft de rechtbank miskend dat als een urenbeperking is gesteld, deze ook dient te gelden voor de huishoudelijke taken. Als dit niet gebeurt, is volgens appellante sprake van een ongewenste ongelijkheid tussen personen die geen huishoudelijke taken hebben en personen die dat wel hebben. Appellante acht zich niet in staat om naast haar huishouden nog vier uur per dag belastbaar te zijn voor arbeid.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Appellante ontvangt inkomensondersteuning op grond van artikel 2:40 van de Wajong, zoals dit artikel sinds 1 januari 2015 geldt, de zogeheten werkregeling. Als gevolg van een wijziging van artikel 2:40 van de Wajong is de hoogte van de inkomensondersteuning voor alle jonggehandicapten in de werkregeling per 1 januari 2018 verlaagd van 75% naar 70% van de grondslag. Een jonggehandicapte die als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is aan te merken in de zin van artikel 2:45 van de Wajong heeft recht op een Wajong-uitkering naar 75% van de grondslag, de zogeheten uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.
4.2.1.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Onder duurzaam wordt ingevolge het tweede lid verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Uit de uitspraak van 31 december 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:3482) volgt dat het begrip ‘volledig en duurzaam arbeidsongeschikt’ in hoofdstuk 2 van de Wajong na 1 januari 2015 gelijk is aan het begrip ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ in artikel 1a van het Schattingsbesluit en hoofdstuk 1a van de Wajong.
4.2.2.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of bij een betrokkene sprake is van (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. Voor een meer algemene beschrijving van het beoordelingskader wordt verwezen naar de uitspraken van de Raad van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018 en 16 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:286.
4.3.
In geschil is of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante per 10 december 2018 arbeidsvermogen heeft. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of appellante voldoet aan de voorwaarde dat zij niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
4.4.
Appellante heeft in hoger beroep de in beroep aangevoerde gronden herhaald. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Hieraan wordt het volgende toegevoegd. Bij de beoordeling van het arbeidsvermogen gaat het alleen om rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg(en) van ziekte of gebrek, zwangerschap of bevalling. Andere factoren dan ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling die iemand belemmeren in de mogelijkheden om te werken, vallen niet onder het risico dat in de Wajong wordt verzekerd. Hieruit vloeit dan ook voort dat het bij de vaststelling van het arbeidsvermogen gaat om de vraag of een verzekerde nog in staat is werkzaamheden te verrichten, indien die verzekerde geen huishoudelijke taken zou hebben. Voor zover de mogelijkheid om werkzaamheden te verrichten door deze huishoudelijke taken en de daarmee samenhangende belasting is beperkt, dient die beperking om werkzaamheden te verrichten aan de uitoefening van die huishoudelijke taak te worden toegeschreven en kan deze niet als een rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek worden beschouwd zoals de wet vereist. Dit uitgangspunt is neergelegd in vaste rechtspraak van de Raad, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Daarmee is tevens gezegd dat het Uwv het juiste criterium heeft aangelegd bij de beoordeling van het arbeidsvermogen van appellante op de datum in geding.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante per 10 december 2018 beschikt over arbeidsvermogen en dat zij om die reden geen recht heeft op een uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Dit betekent dat het Uwv terecht de hoogte van de Wajong-uitkering van appellante ongewijzigd heeft gelaten.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Bij deze uitkomst wordt het verzoek om veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) A.M. Geurtsen