Uitspraak
20 2847 WAJONG
10 juli 2020, 19/2574 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1.2. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) in werking getreden. Het Uwv heeft uit eigen beweging beoordeeld of appellante per 1 januari 2018 als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is aan te merken. In dat geval zou appellante recht hebben op de zogeheten uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten en zou appellante per 1 januari 2018 recht blijven houden op een Wajong-uitkering naar 75% van de grondslag. Bij brief van 14 maart 2017 heeft het Uwv aan appellante een voorlopige beoordeling arbeidsvermogen gestuurd, waarin is vermeld dat aangenomen wordt dat appellante arbeidsvermogen heeft of dit kan ontwikkelen. Appellante heeft in reactie hierop te kennen gegeven het eens te zijn met deze beoordeling. Bij besluit van 25 april 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, als gevolg waarvan de Wajonguitkering met ingang van 1 januari 2018 is verlaagd van 75% naar 70% van het minimumloon. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
.Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Bij besluit van 18 februari 2019 heeft het Uwv besloten dat appellante arbeidsvermogen heeft en dat de hoogte van haar Wajong-uitkering ongewijzigd blijft. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Appellante acht zich vanwege haar vermoeidheidsklachten door het hersenletsel (neurofatique) niet vier uur per dag, vijf dagen per week belastbaar voor arbeid. Appellante verricht momenteel op vier ochtenden per week voor twee uur vrijwilligerswerk en volgens haar is dit het hoogst haalbare.