ECLI:NL:CRVB:2022:1489
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van politieambtenaar wegens huiselijk geweld en de rechtsgeldigheid van mandaatverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft het ontslag van een politieambtenaar, betrokkene, die zich schuldig heeft gemaakt aan huiselijk geweld. Het ontslagbesluit en het bestreden besluit zijn door dezelfde persoon krachtens mandaat genomen, wat in strijd is met artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Echter, dit gebrek is hersteld door de bekrachtiging van het bestreden besluit door de korpschef tijdens de zitting van de rechtbank.
De Raad oordeelt dat het onvoorwaardelijk strafontslag terecht is gegeven, omdat betrokkene zich toerekenbaar ernstig plichtverzuim heeft verweten door herhaaldelijk huiselijk geweld te gebruiken. De opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag is niet onevenredig aan de ernst van de gedragingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit onbevoegd was genomen, maar de Raad stelt dat de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandaatverlening verzet, gezien de huidige omstandigheden binnen de politie en de geldende mandaatregeling.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en wijst het verzoek van betrokkene om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van politieambtenaren en de noodzaak om het vertrouwen in de integriteit van de organisatie te waarborgen.