ECLI:NL:CRVB:2022:1407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek door arts bezwaar en beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich ziek gemeld met psychische en fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een Ziektewet-uitkering toe, maar beëindigde deze later na een medisch onderzoek door een arts bezwaar en beroep. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beëindiging ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De arts bezwaar en beroep, die in opleiding was tot verzekeringsarts, was bevoegd om zelfstandig onderzoek te verrichten. De Raad bevestigde dat de artsen van het Uwv een goed beeld hadden van de maatstaf arbeid en dat er voldoende medische grondslag was voor de beëindiging van de uitkering. De appellant had aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was, maar de Raad volgde deze stelling niet. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts aangenomen belastbaarheid van de appellant.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af. De Raad oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken.