ECLI:NL:CRVB:2022:1204
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in bestuursrechtelijke procedure betreffende AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om wraking van de behandelend rechters in een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 8 september 2021, waarin de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betrokken was. Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar voelde hij zich onder druk staan en had hij niet de gelegenheid om zijn situatie volledig uit te leggen. Na de zitting heeft verzoeker een brief gestuurd waarin hij zijn standpunt verder toelichtte en vroeg om een nieuwe zitting. De Raad heeft echter besloten het onderzoek te sluiten en geen nieuwe zitting te houden, wat leidde tot het wrakingsverzoek van verzoeker op 4 mei 2022.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. Procedurele beslissingen, zoals de sluiting van het onderzoek en de weigering tot heropening, kunnen geen grond vormen voor wraking. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker zich richtte tegen deze procedurele beslissingen en dat zijn argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat de rechters vooringenomen waren. De Raad heeft het verzoek om wraking dan ook afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.