ECLI:NL:CRVB:2022:1124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
21/1617 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor plaatsing in functie van Medewerker Tactische Opsporing en Medewerker GGP

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.D. Dane, had een aanvraag ingediend om te worden geplaatst in de functie van Medewerker Tactische Opsporing (Medewerker TO) of Medewerker GGP, beide in salarisschaal 6. De korpschef van politie heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de feitelijke werkzaamheden van de appellant niet voldeden aan de niveaubepalende elementen van de gevraagde functies. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft de argumenten van de korpschef gevolgd en geconcludeerd dat de werkzaamheden van de appellant niet in overwegende mate voldoen aan de vereisten voor de functies Medewerker TO en Medewerker GGP. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, hoewel hij zelfstandig werkzaamheden verrichtte, niet over de vereiste kennis en ervaring beschikte om de taken van de gevraagde functies volledig zelfstandig uit te voeren. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant zijn werkzaamheden volledig op het politiebureau verrichtte, wat niet overeenkomt met de vereisten voor de functie Medewerker GGP, die ook taken buiten het bureau omvat.

De uitspraak bevestigt dat de korpschef de juiste beslissing heeft genomen en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.1617 AW, 21/2231 AW

Datum uitspraak: 12 mei 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 maart 2021, 20/4041 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dane. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en mr. J. Wegen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het wettelijk kader en de regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 10 december 2020. [1]
1.2.
Appellant is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van [functie] , gewaardeerd in salarisschaal 5.
1.3.
Appellant heeft een aanvraag ingediend om op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) te worden geplaatst in de functie van Medewerker Tactische Opsporing (Medewerker TO), salarisschaal 6, dan wel in de functie van Medewerker GGP, salarisschaal 6.
1.4.
Bij besluit van 17 februari 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 september 2020 (bestreden besluit), heeft de korpschef de aanvragen van appellant afgewezen. De korpschef heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat de feitelijk opgedragen werkzaamheden van appellant niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Medewerker TO en evenmin in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Medewerker GGP.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van wat partijen hebben aangevoerd komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat in het geval van appellant is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, en d, van de RAAF. Partijen zijn ook in hoger beroep verdeeld over het antwoord op de vraag of de feitelijke werkzaamheden van appellant wezenlijk afwijken van de functie van [functie] , zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAAF. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of de feitelijke werkzaamheden in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Medewerker GGP of Medewerker TO.
3.2.
Bij de beoordeling of dit het geval is wordt door de korpschef gekeken naar die elementen van de andere functie die bij uitstek het waarderingsniveau van de functie bepalen en die discriminerend zijn ten opzichte van de huidige functie. Deze differentiërende elementen staan gedefinieerd in ‘kern van de functie’, zoals vermeld in de tweede alinea van de respectievelijke LFNP-functies. De betrokken ambtenaar zal aannemelijk moeten maken dat hij binnen het bereik van de andere functie is gekomen door het feitelijk uitoefenen van de niveaubepalende elementen van die andere functies. Het gaat daarbij met name om die niveaubepalende elementen van de andere functie, waarin het verschil tussen de huidige en de beoogde functie tot uitdrukking komt. De Raad verwijst hierbij naar zijn in 1.1 genoemde uitspraken van 10 december 2020.
3.3.1.
De kern van de functie Medewerker GGP behelst blijkens de betreffende LFNPbeschrijving het volgende:
“De Medewerker GGP draagt bij aan handhaving van de openbare orde en aan veiligheid en leefbaarheid door het zelfstandig uitvoeren van routinematige operationele politietaken. Hij wordt ten aanzien van onderstaande activiteiten resultaten begeleid door ten minste een Generalist GGP en kan meeromvattende zaken overdragen.”
3.3.2.
De kern van de functie Medewerker TO behelst blijkens de betreffende LFNPbeschrijving het volgende:
“De Medewerker Tactische Opsporing draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en aan veiligheid in de samenleving door het zelfstandig uitvoeren van tactisch opsporingsonderzoek met een routinematig karakter. Hij wordt ten aanzien van onderstaande activiteiten en resultaten begeleid door ten minste een Generalist Tactische Opsporing en kan meeromvattende zaken overdragen.”
3.4.
Appellant heeft in zijn aanvraag een beschrijving gegeven van de werkzaamheden die hij in het jaar voorafgaande aan zijn aanvraag heeft verricht. Hij is werkzaam op de afhandelstraat, waar alle 9-uurs zaken worden behandeld. Dit betreft hoofdzakelijk misdrijven, waaronder diefstal, mishandeling, huishoudelijk geweld, huisvredebreuk en dergelijke, waarbij hij geheel zelfstandig alle voorkomende werkzaamheden verricht. Deze bestaan uit het horen van aangevers, getuigen, verdachten, opstellen van processen verbaal, opvragen en uitkijken van camerabeelden, fouilleren verdachten, opstellen voorgeleidingsverbalen, inbeslagname goederen, overleg met justitie over strafafdoening, gesprekken met ouders minderjarige verdachten, te woord staan van advocaten met betrekking tot verdachten en het begeleiden en inwerken van nieuwkomers.
3.5.
De korpschef heeft toegelicht dat het functieniveau ‘Medewerker’ (schaal 6) het eerste is in een reeks die gevolgd wordt door ‘Generalist’ (schaal 7), ‘Senior’ (schaal 8) en ‘Operationeel Expert’ (schaal 9). Van een politieambtenaar op het eerste niveau wordt verwacht dat hij over de volle breedte van dat vakgebied werkzaamheden verricht, maar niet dat hij in staat is alle binnen zijn vakgebied voorkomende taken helemaal zelfstandig te verrichten. Als de Medewerker niet over de vereiste kennis en/of ervaring beschikt om een bepaalde taak zelfstandig af te ronden bestaat de mogelijkheid deze niet afgeronde taak over te dragen aan een hogere functie binnen zijn vakgebied. Om die reden is in de functiebeschrijving opgenomen dat hij binnen zijn vakgebied wordt begeleid door tenminste een Generalist.
3.6.
De Raad kan de korpschef volgen in zijn conclusie dat de feitelijke werkzaamheden van appellant niet voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie Medewerker GGP en/of Medewerker TO. Uit de beschrijving die appellant van zijn werkzaamheden heeft gegeven, blijkt niet dat deze binnen het betrokken vakgebied, dat wil zeggen het vakgebied GGP, dan wel TO, het niveau van zijn functie overstijgen, in de zin dat appellant over de volle breedte en los van nauwgezette richtlijnen en gestandaardiseerde werkwijzen binnen dat vakgebied werkzaam is geweest, waarbij begeleiding door en overdracht aan ten minste een Generalist binnen het betrokken vakgebied heeft kunnen plaatsvinden. De mate van zelfstandigheid waarmee appellant zijn werkzaamheden verrichtte, is binnen de beschrijvingen van de gevraagde functies op zichzelf beschouwd niet discriminerend. Die zelfstandigheid komt ook voor in de eigen functie van [functie] .
3.7.
Wat betreft de functie van Medewerker GGP wordt daar nog het volgende aan toegevoegd. De omstandigheid dat appellant zaken zo nodig kon overdragen aan collega’s uit een ander vakgebied dan het vakgebied GGP, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals de korpschef heeft toegelicht, betreft dit een vorm van overdracht waarbij politiële zaken, nadat de werkzaamheden binnen het vakgebied GGP zijn afgerond, worden overgedragen aan andere vakgebieden. In de functiebeschrijving gaat het niet om deze overdracht naar een ander vakgebied, maar om overdracht van nog niet afgeronde zaken binnen het vakgebied GGP, dit omdat expertise van een Generalist GGP of hoger is vereist. Dat daarvan in de relevante periode sprake is geweest is niet gebleken.
3.8.
De door de korpschef gemaakte organisatorische keuzes maken het voorgaande ook niet anders. Bepalend voor het functieniveau van de Medewerker is dat de werkzaamheden over de volle breedte van het vakgebied worden verricht (zie de uitspraak van de Raad van 3 juni 2021 [2] ). Appellant verrichtte zijn werkzaamheden volledig op het politiebureau. Alleen daarom al kan niet worden gezegd dat hij werkzaam was over de volle breedte van het vakgebied GGP, dat immers ook werkzaamheden buiten het bureau omvat.
3.9.
Wat betreft de functie van Medewerker TO wordt nog overwogen dat de Raad de korpschef kan volgen in zijn standpunt dat de werkzaamheden van appellant niet binnen het vakgebied TO, maar binnen het vakgebied GGP vallen. De korpschef heeft genoegzaam toegelicht dat het vakgebied TO zich bij uitstek richt op misdrijven die groter en complexer tactisch onderzoek behoeven dan de zogeheten VVC waarmee appellant zich bezighoudt, en die, voor zover het niet om beleidsmatige aspecten gaat, wordt gerekend tot het vakgebied GGP.
3.10.
Uit 3.1 tot en met 3.9 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Dit betekent dat niet wordt toegekomen aan bespreking van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) D. Al-Zubaidi