Uitspraak
20.922 AW, 20/923 AW, 20/924 AW, 20/925 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
[appellante 1] te [woonplaats 1] 20/922 AW
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellanten, bestaande uit vier ambtenaren, hadden een aanvraag ingediend om op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) te worden geplaatst in de functie van medewerker, salarisschaal 6. De korpschef van politie had deze aanvraag afgewezen, omdat de feitelijke werkzaamheden van de appellanten niet voldeden aan de niveaubepalende elementen van de functie Medewerker. De Raad heeft de korpschef in zijn standpunt gevolgd en geoordeeld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun werkzaamheden wezenlijk afwijken van de functie van Assistent, waarvoor zij eerder waren aangesteld. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en het wettelijk kader, en geconcludeerd dat de appellanten niet in overwegende mate voldeden aan de vereisten voor de functie Medewerker. De rechtbank had de beroepen tegen de afwijzing van de korpschef terecht ongegrond verklaard, en de Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.