ECLI:NL:CRVB:2021:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering wegens duurzame arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan een werkneemster die volledig arbeidsongeschikt was. De werkneemster, die op 14 november 2013 uitviel als lerares basisonderwijs, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv had deze uitkering per 12 oktober 2017 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, met de stelling dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Limburg had het beroep van de werkneemster tegen deze beslissing ongegrond verklaard, maar de werkneemster ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat, nu alle relevante informatie over de behandeling van de werkneemster beschikbaar was en de verzekeringsartsen hun visie in verschillende stadia van de procedure hadden verwoord, er geen deugdelijke motivering kon worden gegeven voor het standpunt dat er op de datum in geding, 12 oktober 2017, geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat de werkneemster op die datum volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat zij recht had op een IVA-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het bestreden besluit van het Uwv werd herroepen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellante, die in totaal € 4.170,24 bedroegen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de noodzaak voor verzekeringsartsen om een duidelijke onderbouwing te geven voor hun inschattingen van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de werkneemster met terugwerkende kracht recht gegeven op de IVA-uitkering, wat een belangrijke uitspraak is voor vergelijkbare gevallen in het sociale zekerheidsrecht.