ECLI:NL:CRVB:2021:825
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.S. de Vries
- R.E. Bakker
- D. HardonkPrins
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluiten van CAK inzake eigen bijdrage zorg en verrekening vorderingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen besluiten van het CAK met betrekking tot de eigen bijdrage voor zorg op grond van de AWBZ en Wlz. Appellant ontving zorg van 17 januari 2013 tot en met 25 augustus 2016 en was een eigen bijdrage verschuldigd, die door het Uwv werd ingehouden op zijn Wajong-uitkering. Het CAK had op 18 januari 2017 de eigen bijdrage vastgesteld op € 529,25 per maand. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. De Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat de termijnoverschrijding voor rekening van appellant komt, aangezien zijn bewindvoerder niet tijdig bezwaar heeft gemaakt.
Daarnaast oordeelt de Raad dat de brief van 4 september 2017 van het CAK, waarin een correctiefactuur werd aangekondigd, geen besluit is in de zin van de Awb, maar slechts informatief van aard. Appellant had ook bezwaar gemaakt tegen de verrekening van een openstaande vordering van € 2.875,93 met een bedrag van € 6.403,04, maar de Raad volgt appellant niet in zijn betoog dat deze verrekening niet had mogen plaatsvinden. De Raad concludeert dat het CAK bevoegd was tot verrekening en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.