ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8472

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-3400 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Verkijk, hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 22 juni 2010 de aanvraag van appellant voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, met de mogelijkheid om bezwaar te maken tot 4 augustus 2010. Appellant heeft echter pas op 17 augustus 2010 bezwaar ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank Haarlem heeft in haar uitspraak van 3 mei 2011 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaar te laat was ingediend en dat de bewindvoerder van appellant, mr. A. Helmig, verantwoordelijk was voor deze termijnoverschrijding.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn feitelijke wilsonbekwaamheid betekent dat het verzuim van zijn bewindvoerder niet voor zijn rekening en risico zou moeten komen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat, zoals eerder is vastgesteld, de handelingen of nalatigheden van de bewindvoerder voor rekening van appellant komen. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat het Uwv terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, met G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2013.

Uitspraak

11/3400 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2011, 10/6786 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 24 april 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Verkijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2013. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde, mr. Verkijk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is bij beschikking van de kantonrechter van 17 februari 2009 onder bewind gesteld, als bewindvoerder is benoemd mr. A. Helmig.
1.2. Bij besluit van 22 juni 2010 heeft het Uwv de aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 28 september 2009 afgewezen omdat appellant al arbeidsongeschikt was bij aanvang van de verzekering per 16 april 2007. In dit besluit is vermeld dat appellant tot uiterlijk
4 augustus 2010 een bezwaarschrift kan indienen.
1.3. Bij brief van 17 augustus 2010 is namens appellant een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 22 juni 2010. Bij brief van 19 augustus 2010 heeft het Uwv appellant gevraagd aan te geven waardoor hij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Middels brieven van zijn gemachtigde van 9 september 2010 en 29 oktober 2010 heeft appellant hierop gereageerd. Bij besluit van 23 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend en geen sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe vastgesteld dat het bezwaarschrift van 17 augustus 2010 buiten de wettelijke termijn is ingediend. Gelet op het feit dat appellant onder bewind staat van een professionele bewindvoerder komt het feit dat deze bewindvoerder heeft verzuimd binnen de voorgeschreven termijn bezwaar te maken voor rekening en risico van appellant. Het Uwv heeft derhalve het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat, nu vaststaat dat appellant feitelijk wilsonbekwaam is verklaard dit tot de conclusie moet leiden dat het verzuim van zijn bewindvoerder niet voor zijn rekening en risico behoeft te komen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Met de rechtbank wordt vastgesteld dat het bezwaarschrift van 17 augustus 2010 buiten de wettelijke termijn is ingediend.
4.3. Zoals de Raad reeds eerder heeft geoordeeld, (bijvoorbeeld de uitspraak van 17 maart 2005, LJN AT3296), komt hetgeen een bewindvoerder als vertegenwoordiger van appellant doet of nalaat, voor rekening en risico van appellant. Hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd vormt geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Het Uwv heeft terecht en op juiste gronden het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
4.4. Gelet op hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) G.J. van Gendt
QH