ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Verkijk, hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 22 juni 2010 de aanvraag van appellant voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, met de mogelijkheid om bezwaar te maken tot 4 augustus 2010. Appellant heeft echter pas op 17 augustus 2010 bezwaar ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank Haarlem heeft in haar uitspraak van 3 mei 2011 het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het bezwaar te laat was ingediend en dat de bewindvoerder van appellant, mr. A. Helmig, verantwoordelijk was voor deze termijnoverschrijding.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn feitelijke wilsonbekwaamheid betekent dat het verzuim van zijn bewindvoerder niet voor zijn rekening en risico zou moeten komen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat, zoals eerder is vastgesteld, de handelingen of nalatigheden van de bewindvoerder voor rekening van appellant komen. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat het Uwv terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, met G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2013.