ECLI:NL:CRVB:2021:656
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van psychische belastbaarheid en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan een ex-werkneemster, die eerder als peuterleidster werkzaam was. De ex-werkneemster was op 19 april 2012 uitgevallen voor haar werk en had na afloop van de wachttijd op 17 april 2014 een WIA-uitkering geweigerd gekregen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een ziekmelding vanuit de WW op 10 oktober 2017, heeft een verzekeringsarts vastgesteld dat er sprake was van toegenomen arbeidsbeperkingen. Het Uwv heeft vervolgens een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar de ex-werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de IVA-uitkering.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de ex-werkneemster ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er op de datum in geding sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beoordeeld of het Uwv had moeten vaststellen welke psychische beperkingen duurzaam van aard waren. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft afgezien van een arbeidskundig onderzoek, omdat de psychische belastbaarheid van de ex-werkneemster op dat moment nog niet duidelijk was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de situatie van de ex-werkneemster niet vergelijkbaar is met eerdere uitspraken waarin wel een duidelijk onderscheid tussen duurzame en niet duurzame beperkingen kon worden gemaakt.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van de ex-werkneemster niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.