ECLI:NL:CRVB:2021:622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en re-integratie-inspanningen van werkgever
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het oordeel van het Uwv dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv niet deugdelijke motivering heeft gegeven voor het besluit om geen loonsanctie op te leggen aan de werkgever. Appellante, die sinds 1 maart 2014 met burn-out klachten ziek was, heeft herhaaldelijk gewezen op de nalatigheid van de bedrijfsarts en het gebrek aan adequate re-integratie-inspanningen door de werkgever. De Raad concludeert dat de werkgever niet voldoende heeft gedaan om de re-integratie van appellante te bevorderen, en dat het besluit van het Uwv om geen loonsanctie op te leggen niet wordt gedragen door een deugdelijke motivering. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en herroept het besluit van het Uwv, waarbij het besluit om geen loonsanctie op te leggen aan de werkgever wordt herroepen. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.