ECLI:NL:CRVB:2021:62

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
20/366 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening ouderdomspensioen AOW voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven

Op 13 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die sinds januari 2011 een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. Appellant meldde op 28 mei 2018 dat hij in 2016 was getrouwd met zijn echtgenote, die in Marokko woont. De Sociale verzekeringsbank (Svb) herzag het pensioen per juni 2016 naar dat van een gehuwde pensioengerechtigde, omdat uit het onderzoek bleek dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact hadden en elkaar verzorgden wanneer zij samen waren, wat erop wees dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat er geen rechtsgeldig huwelijk was gesloten in Marokko en dat hij duurzaam gescheiden leefde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat appellant zijn stelling niet had onderbouwd en dat de feiten en omstandigheden, zoals vastgesteld door de Svb, geen bewijs leverden voor duurzaam gescheiden leven. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.366 AOW

Datum uitspraak: 13 januari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
18 december 2019, 19/1037 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.A. de Boer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M.C. Rooijers.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving vanaf januari 2011 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Op 28 mei 2018 heeft appellant gemeld dat hij op [datum in] 2016 is getrouwd met [naam] (echtgenote). De echtgenote woont in Marokko. Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant per juni 2016 herzien naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 12 februari 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2018 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat uit wat appellant in het formulier onderzoek woonsituatie heeft verklaard over zijn leefsituatie, niet blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de vaste rechtspraak (uitspraak van
25 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2918) heeft de rechtbank geoordeeld dat niet blijkt dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De rechtbank acht daarbij van belang dat appellant en zijn echtgenote vier keer per week met elkaar bellen en zichzelf presenteren als echtpaar. Wanneer zij bij elkaar zijn in Marokko verzorgen zij elkaar als nodig en draagt appellant bij in de kosten van de huishouding van zijn echtgenote. Verder koken en eten appellant en zijn echtgenote gezamenlijk en maken zij uitstapjes. Ook gaan zij samen op bezoek of ontvangen zij bezoek. Gelet op het samenstel van omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn echtgenote.
3. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank bestreden. Ter zitting van de Raad is aangevoerd dat geen sprake is van een in Marokko rechtsgeldig gesloten huwelijk. Appellant heeft slechts een overeenkomst gesloten zodat hij met zijn echtgenote in Marokko kan verkeren, zonder een gevangenisstraf te riskeren. Verder heeft appellant zijn eerder ingenomen standpunt dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven gehandhaafd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het eerst ter zitting ingenomen standpunt dat geen sprake is van een in Marokko rechtsgeldig gesloten huwelijk, heeft appellant op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien heeft appellant eerder steeds verklaard dat wel sprake is van een huwelijk, wat volgens hem ook nodig is om niet strafbaar samen te met zijn echtgenote in Marokko. Dat appellant andere bedoelingen heeft gehad met de invulling van het huwelijk kan bij de vraag of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk geen rol spelen.
4.2.
In geschil is vervolgens of per juni 2016 bij appellant sprake was van duurzaam gescheiden leven en hij daarom terecht een ouderdomspensioen voor een ongehuwde heeft ontvangen.
4.3.
Voor zijn vaste rechtspraak over het begrip duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017, ECLI:NL:CRVB:2019:3018 en ECLI:NL:CRVB:2019:3019. Volgens deze rechtspraak is bij gehuwden van duurzaam gescheiden leven pas sprake als na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. Daarbij zijn de feitelijke omstandigheden bepalend voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het gegeven dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning is niet voldoende om een duurzaam gescheiden leven aan te nemen. De echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is. De motieven op grond waarvan de echtelijke samenleving niet, nog niet, niet meer of niet opnieuw is verbroken, zijn niet relevant voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.4.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat op basis van de hier aan de orde zijnde feiten en omstandigheden, zoals die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek van de Svb, niet is gebleken dat sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust en verwijst daarnaar. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, wat in essentie een herhaling vormt van wat hij in beroep heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.H. Koopman
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.