ECLI:NL:CRVB:2021:61
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vaststelling van een persoonsgebonden budget en de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de jaren 2013 en 2014, dat door het zorgkantoor op nihil is vastgesteld. Appellant had verantwoording afgelegd over de besteding van het pgb, maar het zorgkantoor heeft deze verantwoording afgekeurd en de onverschuldigd betaalde voorschotten teruggevorderd. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft voldaan aan de aan het pgb verbonden verplichtingen, waardoor het zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en de voorschotten terug te vorderen. De Raad bevestigt dat de zorg die appellant heeft ingekocht niet kan worden gekwalificeerd als AWBZ-zorg, omdat de verantwoording niet voldoet aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het zorgkantoor voldoende gemotiveerd heeft gehandeld en dat de belangenafweging van het zorgkantoor niet onredelijk is geweest. De Raad wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording van het pgb bij de budgethouder ligt, en dat de kwetsbaarheid van appellant hierin geen verandering brengt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.