ECLI:NL:CRVB:2021:362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van strafontslag wegens plichtsverzuim van een ambtenaar met een leidinggevende functie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, een ambtenaar werkzaam bij de gemeente Haarlem, was in 2017 ontslagen wegens plichtsverzuim. Het college van burgemeester en wethouders had hem onvoorwaardelijk ontslag opgelegd na een onderzoek naar zijn gedrag, waarbij ernstige integriteitsschendingen aan het licht waren gekomen. De appellant had jarenlang nagelaten om nevenwerkzaamheden te melden, had gelden onttrokken aan de controle van de gemeente en gemeentelijke eigendommen misbruikt voor privégebruik.
De Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat de appellant zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim. De appellant had aangevoerd dat hij niet bekend was met de regels en dat er binnen de gemeente een cultuur was waarin deze regels niet werden nageleefd. De Raad verwierp deze argumenten en stelde vast dat de appellant verantwoordelijk was voor zijn eigen handelen, vooral gezien zijn leidinggevende functie.
De Raad concludeerde dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van de gedragingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.J.T. van den Corput als voorzitter.