ECLI:NL:CRVB:2021:3329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die zich op 20 januari 2009 ziekmeldde met hoofdpijnklachten. Het Uwv had eerder de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55,69% per 16 mei 2018, maar betrokkene was het hier niet mee eens en had bezwaar aangetekend. De rechtbank Den Haag had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 55,69% had vastgesteld. De verzekeringsarts had voldoende gemotiveerd waarom een urenbeperking van 8 uren per dag en 30 uren per week adequaat was. De Raad wees erop dat de Standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ geen strikte verhouding tussen uren per dag en dagen per week vereist. De psychische klachten van betrokkene werden ook in de beoordeling meegenomen, waarbij de Raad concludeerde dat de aangenomen beperkingen passend waren bij de huidige toestand van betrokkene.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, met de griffier aanwezig.