ECLI:NL:CRVB:2021:3325
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in zorgovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van CZ Zorgkantoor B.V. dat goedkeuring had onthouden aan een zorgovereenkomst met Raja Thuiszorg B.V. Appellant was geïndiceerd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en had een persoonsgebonden budget ontvangen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat niet duidelijk was welke zorg daadwerkelijk door Raja zou worden geleverd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn maatschappelijke positie en dat hij de Nederlandse taal niet machtig was, waardoor hij niet kon begrijpen dat de informatie die hij had verstrekt niet voldoende was. Het zorgkantoor stelde echter dat appellant geen procesbelang meer had, omdat hij in 2018 geen declaraties had ingediend voor de zorg die door Raja was geleverd en geen andere zorgovereenkomst ter goedkeuring had voorgelegd.
De Raad oordeelde dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat van het hoger beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en betekenis heeft voor de indiener. Aangezien appellant niet was verschenen op de zitting en geen schriftelijke vragen had beantwoord, concludeerde de Raad dat appellant geen procesbelang meer had. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.S. de Vries als voorzitter.