ECLI:NL:CRVB:2021:3320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking Wajong-uitkering en afwijzing IVA-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1983, had een Wajong-uitkering die per 10 oktober 2017 werd ingetrokken omdat hij over arbeidsvermogen zou beschikken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering, omdat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De appellant had eerder een Ziektewet-uitkering en een Wajong-uitkering ontvangen, maar na medisch onderzoek concludeerde het Uwv dat hij in staat was om te werken, mits er voldoende structuur en begeleiding was. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen en oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen. De appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat zijn medische situatie niet was veranderd, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe informatie was overgelegd die de eerdere oordelen zou kunnen weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt. De beslissing van de Raad houdt in dat de hoger beroepen van de appellant niet slagen en dat de eerdere uitspraken worden bevestigd.