ECLI:NL:CRVB:2021:3320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
19/577 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking Wajong-uitkering en afwijzing IVA-uitkering wegens arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1983, had een Wajong-uitkering die per 10 oktober 2017 werd ingetrokken omdat hij over arbeidsvermogen zou beschikken. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering, omdat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De appellant had eerder een Ziektewet-uitkering en een Wajong-uitkering ontvangen, maar na medisch onderzoek concludeerde het Uwv dat hij in staat was om te werken, mits er voldoende structuur en begeleiding was. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen en oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen. De appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat zijn medische situatie niet was veranderd, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe informatie was overgelegd die de eerdere oordelen zou kunnen weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt. De beslissing van de Raad houdt in dat de hoger beroepen van de appellant niet slagen en dat de eerdere uitspraken worden bevestigd.

Uitspraak

19 577 WIA, 19/4507 WIA

Datum uitspraak: 30 december 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 24 januari 2019, 18/501 (aangevallen uitspraak 1) en 22 oktober 2019, 19/303 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, in beide zaken hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 25 november 2021. Namens appellant is verschenen mr. De Witte. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [geboortedatum] 1983, is laatstelijk als schoonmaker werkzaam geweest met een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW). Met ingang van 15 juli 2015 is aan appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2.
Met een door het Uwv op 7 maart 2016 ontvangen formulier heeft appellant een aanvraag ingediend om uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Naar aanleiding van deze aanvraag hebben onderzoeken plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Daarbij is het standpunt ingenomen dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, waarbij van belang is geacht dat appellant door zijn verstandelijke beperking, ADHD en een persoonlijkheidsstoornis niet langer dan zes maanden probleemloos heeft kunnen functioneren. Omdat de arbeidsdeskundige niet de verwachting had dat appellant in de toekomst basale werknemersvaardigheden kan ontwikkelen, is aan appellant bij besluit van 13 juni 2016 met ingang van 8 maart 2016 een Wajong-uitkering toegekend.
1.3.
In het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) is de ZW-uitkering van appellant na medisch onderzoek op 31 mei 2016 ongewijzigd voortgezet.
1.4.
Op 29 maart 2017 heeft appellant een aanvraag om uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend. De verzekeringsarts heeft bij rapport van 31 mei 2017 kenbaar gemaakt dat bij onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden voor een ernstig invaliderende psychiatrische stoornis. Voorheen nog voorkomende stressfactoren zoals pesterijen op het werk en psychische problematiek rond de geboorte van een kind, die bestonden ten tijde van de beoordeling van de aanvraag om uitkering op grond van de ZW en de Wajong, waren inmiddels verdwenen. Een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), geldig vanaf 31 mei 2017, is opgesteld. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant ongeschikt is voor zijn maatgevende arbeid en dat hem geen passende arbeidsmogelijkheden kunnen worden voorgehouden.
1.5.
Bij besluit van 2 augustus 2017 (besluit 1) is aan appellant met ingang van 12 juli 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. In verband met de Wajong-uitkering komt de WIA-uitkering niet tot uitbetaling.
1.6.
Naar aanleiding van het medisch rapport van 31 mei 2017 heeft het Uwv de aanspraak op Wajong-uitkering nader onderzocht. In rapporten van 24 en 25 juli 2017 hebben een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts alsnog het standpunt ingenomen dat appellant beschikt over arbeidsvermogen.
1.7.
Bij besluit van 9 augustus 2017 (besluit 2) heeft het Uwv vastgesteld dat appellant beschikt over arbeidsvermogen en dat de Wajong-uitkering met ingang van 10 oktober 2017 wordt beëindigd. De WIA-uitkering komt met ingang van die datum weer tot uitbetaling.
1.8.
Bij besluit van 11 januari 2018 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard. Daaraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
1.9.
Bij besluit van 25 september 2018 (besluit 3) is aan appellant aansluitend aan de beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering per 27 december 2018 een WGAloonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%.
1.10.
Bij besluit van 10 januari 2019 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen besluit 3, inhoudende dat hij recht heeft op een IVA-uitkering, ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 2 ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2.1.
Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 ongegrond verklaard.
2.1.1.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten dat appellant over arbeidsvermogen beschikt en dat de Wajong-uitkering van appellant op goede gronden per 10 oktober 2017 is beëindigd. De rechtbank heeft overwogen dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand gekomen zijn en dat geen aanleiding bestaat om de medische beoordeling inhoudelijk onjuist te achten. De wijze waarop appellant zijn klachten ervaart, biedt volgens de rechtbank geen toereikende grondslag om aan de juistheid van het medisch oordeel te twijfelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 11 december 2017 en van 19 september 2018 toegelicht waarom geen sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen en waarom het rapport van de verzekeringsarts in 2016, waarin werd geconcludeerd tot het niet beschikken over werknemersvaardigheden, niet gevolgd wordt. Daarbij is van belang geacht dat appellant, anders dan de verzekeringsarts in 2016 stelde, vanaf zijn achttiende jaar vaker gedurende periodes van langer dan zes maanden heeft gewerkt. Verder blijkt uit het arbeidsverleden dat appellant kennelijk wel kan functioneren in een werkomgeving als sprake is van voldoende structuur, duidelijke begrenzing en permanent toezicht door een begeleider. Verder heeft de rechtbank de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapport van 19 december 2017 gevolgd, waarin is toegelicht dat appellant beschikt over basale werknemersvaardigheden en dat appellant met passende ondersteuning in staat moet worden geacht een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. Appellant wordt in staat geacht instructies van een werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Verder heeft de rechtbank geen reden gezien het Uwv niet te volgen in de toelichting dat bij de beoordeling in 2017 uit psychiatrisch onderzoek bleek dat bepaalde stressfactoren waren verdwenen, die daarvoor wel aan de orde waren. Benoeming van een deskundige heeft de rechtbank niet aangewezen geacht.
2.1.2.
Wat betreft de aanspraak op uitkering op grond van de Wet WIA heeft de rechtbank vastgesteld dat het geschil zich toespitst op de vraag of de situatie van volledige arbeidsongeschiktheid per 12 juli 2017 tevens duurzaam is en of appellant daarmee voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. De rechtbank heeft het onderzoek van het Uwv zorgvuldig geacht en inhoudelijk met verwijzing naar vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896, en ECLI:NL:CRVB:2015:1841) geoordeeld dat het daarbij gaat om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De rechtbank heeft het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 11 december 2017, dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden en dat geen aanwijzingen worden gevonden voor een ernstige psychiatrische stoornis, niet onjuist geacht. Ondanks dat de medische situatie van appellant naar verwachting niet wezenlijk zal veranderen, zal met het verminderen van stimulerende middelen een afname van arbeidsbeperkingen in de toekomst mogelijk zijn. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank toereikend gemotiveerd dat op de datum in geding geen sprake is van een situatie van duurzame arbeidsongeschiktheid volgens de Wet WIA.
2.2.
Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest. Verder heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv dat er nog behandelmogelijkheden zijn. De stelling van appellant dat nooit sprake is geweest van excessief cafeïnegebruik maakt de beoordeling niet anders, omdat de verzekeringsarts daarvan op de datum in geding ook niet is uitgegaan. De keuze van appellant om voorgeschreven medicijnen niet te slikken, komt voor zijn rekening en risico. Verder heeft de rechtbank de in beroep gegeven medische en arbeidskundige onderbouwing van het Uwv van de geschiktheid op basis van de duurzame beperkingen gevolgd. Uitgaande van een fictieve FML van 18 februari 2019, waarin alleen de duurzame beperkingen zijn opgenomen, is appellant in staat geacht met functies een inkomen te verdienen op grond waarvan geen verlies aan verdiencapaciteit resteert. Daarmee heeft het Uwv overtuigend gemotiveerd dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, zodat aan appellant per 27 december 2018 terecht geen IVA-uitkering is toegekend.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraken zijn standpunt herhaald dat in 2017 weinig in zijn medische situatie was veranderd ten opzichte van 2016, toen hem een Wajong-uitkering werd toegekend, zodat appellant meent ook na 10 oktober 2017 voor een Wajong-uitkering in aanmerking te komen. Voor zover appellant niet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering zou voldoen dient hij als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt aangemerkt te worden en voldoet hij aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering. Appellant neemt bepaalde medicatie niet in omdat hij deze als synthetische drugs beschouwt. Deze bestrijden slechts symptomen en bieden geen oplossing voor zijn problematiek.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraken bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
19/577
4.1.1.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat appellant over arbeidsvermogen beschikt en dat de Wajong-uitkering terecht per 10 oktober 2017 is ingetrokken. Dit oordeel van de rechtbank en de overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid, zoals weergegeven in 2.1.1, worden volledig onderschreven en maakt de Raad tot de zijne. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd, zodat volstaan wordt met een verwijzing naar de overwegingen in aangevallen uitspraak 1.
4.1.2.
Ook het oordeel van de rechtbank dat appellant per 12 juli 2017 niet voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering is juist. Dat appellant om hem moverende redenen voorgeschreven medicatie niet wenst in te nemen, is een omstandigheid die voor zijn rekening komt. Dit laat onverlet dat behandeling door middel van medicatie mogelijk is, waarbij de verwachting is dat de functionele mogelijkheden van appellant door het innemen van de medicatie zal toenemen. De rechtbank heeft daaruit terecht geconcludeerd dat appellant per 12 juli 2017 niet als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kan worden aangemerkt.
19/4507
4.2.
Ten slotte wordt ook het oordeel van de rechtbank dat appellant per 27 december 2018 evenmin voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering gevolgd en worden de daaraan ten grondslag liggende overwegingen onderschreven. Daaraan wordt toegevoegd dat het Uwv in beroep de bevindingen uit nader onderzoek naar de duurzame arbeidsbeperkingen op basis van een fictieve schatting in geding heeft gebracht. Appellant heeft op deze bevindingen zowel bij de rechtbank als in hoger beroep geen schriftelijke reactie gegeven, maar desgevraagd ter zitting toegelicht zich in die fictieve schatting niet te kunnen vinden omdat appellant zichzelf volledig en duurzaam arbeidsongeschikt acht. Daarmee heeft appellant onvoldoende twijfel gezaaid. Nu ook in de stukken geen aanknopingspunten te vinden zijn dat de beoordeling door het Uwv niet juist zou zijn, wordt ook aangevallen uitspraak 2 bevestigd.
4.3.
Uit 4.1.1, 4.1.2 en 4.2 volgt dat de hoger beroepen niet slagen en dat de aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers als voorzitter en F.M. Rijnbeek en M.L. Noort als leden, in tegenwoordigheid van N.N. Gambier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2021.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) N.N. Gambier