ECLI:NL:CRVB:2015:1841
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een IVA-uitkering toe te kennen. De appellant stelde dat hij op de datum in geding, 25 januari 2013, duurzaam arbeidsongeschikt was, maar het Uwv had vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid niet als duurzaam kon worden aangemerkt. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende medische onderbouwing had voor zijn besluit. De verzekeringsarts had geconcludeerd dat er op de datum in geding een redelijke kans op verbetering van de belastbaarheid van de appellant bestond, gezien het feit dat hij nog maar kort onder behandeling was van zijn psychiater. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid moet berusten op een concrete afweging van feiten en omstandigheden, en dat de inschatting van de kans op herstel op dat moment moet worden gemaakt op basis van de beschikbare medische informatie.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van de appellant op de datum in geding niet als duurzaam kon worden aangemerkt. De brief van de psychiater, die na de datum in geding was opgesteld, leidde niet tot een ander oordeel, aangezien deze geen aanknopingspunten bood voor de verwachting dat de behandeling op dat moment onvoldoende resultaat zou hebben. De uitspraak van de Centrale Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.