ECLI:NL:CRVB:2021:328
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die sinds 1999 een WAO-uitkering ontvangt, heeft verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Hij stelde dat zijn klachten in 2004 zijn toegenomen en dat hij recht heeft op een hogere uitkering met terugwerkende kracht. Het Uwv heeft echter zijn verzoek afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Raad heeft geoordeeld dat de door appellant ingebrachte informatie niet als nieuw gebleken feiten kan worden aangemerkt. De verzekeringsarts was op de hoogte van de relevante informatie uit 2002 en 2006, en deze was al betrokken bij de eerdere beoordelingen. De Raad heeft bevestigd dat het Uwv terecht het verzoek van appellant om de uitkering eerder te verhogen dan per 29 mei 2008 heeft afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.