ECLI:NL:CRVB:2021:3276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in relatie tot AOW-rechten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden, was op 25 september 2019 in het huwelijk getreden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had vastgesteld dat appellant per 1 oktober 2019 recht had op een ouderdomspensioen voor gehuwden, omdat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven tussen hem en zijn echtgenote. De rechtbank had deze beslissing van de Svb onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij en zijn echtgenote financieel onafhankelijk van elkaar leven en gescheiden huishoudens voeren. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank het juiste toetsingskader heeft toegepast en alle relevante feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang heeft gewogen. Appellant heeft geen nieuwe argumenten aangevoerd die tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. De Raad bevestigt dat de Svb terecht heeft bepaald dat appellant recht heeft op een gehuwdenpensioen per 1 oktober 2019, en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.