ECLI:NL:CRVB:2021:3240
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand en boete in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 14 maart 2018 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellante over de periode van 1 juni 2018 tot en met 31 mei 2019 herzien en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door kasstortingen en overschrijvingen van derden niet te melden. Appellante stelde dat deze kasstortingen afkomstig waren uit contant gespaard geld, maar de Raad oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de kasstortingen terecht als inkomen zijn aangemerkt en dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Hierdoor was het college gerechtigd om een bestuurlijke boete op te leggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.