ECLI:NL:CRVB:2021:322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake maatwerkvoorziening dagbesteding onder de Wmo 2015
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de toekenning van een maatwerkvoorziening voor dagbesteding onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) aan de orde is. Appellante had eerder een indicatie voor begeleiding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en had hulp bij het huishouden gekregen onder de Wmo. Na een herbeoordeling door de gemeente, heeft appellante op 22 december 2015 een aanvraag ingediend voor ondersteuning onder de Wmo 2015. Het college heeft haar een maatwerkvoorziening verstrekt in de vorm van dagbesteding, maar appellante was het niet eens met de wijze van verstrekking en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het college heeft de beslissing aangepast en opnieuw een maatwerkvoorziening verstrekt. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de ondersteuning onvoldoende bepaald is en dat zij recht heeft op schadevergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de wijze van verstrekking van de ondersteuning niet onbepaald is en dat appellante voldoende ondersteuning ontvangt. Ook de verzoeken om schadevergoeding zijn afgewezen, omdat appellante deze niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.