ECLI:NL:CRVB:2021:2962
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onroerend goed in Marokko
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving van 21 januari 2005 tot en met 30 juni 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De Svb heeft de AIO-aanvulling per 1 juli 2009 ingetrokken omdat appellant onroerend goed in Marokko bezat ter waarde van € 308.925,-. Na een melding van de gemeente Leiden in 2015 heeft de sociale recherche van de gemeente Den Haag een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 52.296,11. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant stelde dat de officier van justitie geen toestemming had gegeven voor het gebruik van het strafrechtelijk verhoor in de bestuursrechtelijke zaak en dat de bevoegdheid om terug te vorderen was verjaard. De rechtbank weerlegde deze gronden, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het college eerder op de hoogte was van de feiten die leidden tot de terugvordering. De uitspraak bevestigt de intrekking en terugvordering van de bijstand, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.