ECLI:NL:CRVB:2021:2920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van de behandelend rechter in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door [naam], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter, W.F. Claessens, omdat zij vreesde voor partijdigheid. Verzoekster baseerde haar vrees op het optreden van de rechter tijdens de zitting, waarbij zij vond dat de rechter een eenzijdige benadering had en mogelijk al een beslissingsrichting had bepaald. De behandelend rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten en geen aanleiding te zien om zich te verschonen.
De Raad heeft op 23 april 2021 beslist op het wrakingsverzoek, maar deze beslissing werd later vervallen verklaard omdat verzoekster en haar gemachtigde niet de gelegenheid hadden gehad om te worden gehoord. Een nieuwe zitting werd gepland op 1 november 2021, maar wederom verscheen de behandelend rechter niet. De Raad heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter was. De vragen die de rechter stelde tijdens de zitting werden als onderdeel van zijn taak beschouwd en er was geen bewijs van vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter L.M. Tobé en de leden J.P.A. Boersma en J.J.T. van den Corput, in aanwezigheid van griffier V.M. Candelaria, en werd openbaar uitgesproken op 15 november 2021.