ECLI:NL:CRVB:2021:2858

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
21/359 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake kinderbijslag afgewezen wegens onredelijke termijn

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 november 2018, waarin haar aanvraag om kinderbijslag werd afgewezen. De aanvraag was afgewezen omdat de zoon van verzoekster ouder was dan 18 jaar. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij te laat bezwaar had gemaakt. De rechtbank Amsterdam had het beroep van verzoekster tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

Verzoekster heeft eerder ook een verzoek om herziening ingediend, dat door de Raad werd afgewezen. In december 2020 heeft zij opnieuw om herziening gevraagd, maar de Raad oordeelde dat dit verzoek onredelijk laat was ingediend. Volgens de geldende rechtspraak moet een verzoek om herziening tijdig worden ingediend, en in dit geval was het verzoek meer dan een jaar na de bekendmaking van de eerdere uitspraak ingediend zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren gesteld.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet binnen de redelijke termijn was ingediend. De uitspraak werd gedaan door M. Wolfrat, met D. Al-Zubaidi als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 18 november 2021.

Uitspraak

21.359 AKW

Datum uitspraak: 18 november 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 november 2018, 18/3102
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft gevraagd om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3625).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2021. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 14 december 2016 heeft de Svb de aanvraag om kinderbijslag voor de zoon van verzoekster ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet afgewezen, omdat de zoon ouder is dan 18 jaar. Bij beslissing op bezwaar van 16 augustus 2017 heeft de Svb het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 16 december 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verzoekster te laat bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit.
1.2.
Het door verzoekster tegen het besluit van 16 augustus 2017 ingestelde beroep is door de rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 23 april 2018, 17/5265, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3625, waarvan nu herziening wordt gevraagd, heeft de Raad deze uitspraak bevestigd.
1.3.
Een eerder verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 15 november 2018 heeft de Raad afgewezen bij uitspraak van 23 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2610.
2. Bij brief van 15 december 2020 heeft verzoekster weer gevraagd om herziening van de uitspraak van 15 november 2018 en verzocht haar recht op kinderbijslag opnieuw te beoordelen.
3. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren ze bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraken van 20 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1055, en van 21 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4060) geldt dat van degene die herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend verzoek om herziening moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
Een verzoek om herziening wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, als het verzoek is ingediend meer dan één jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of omstandigheden dan wel, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld, na de openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
4.3.
De hiervoor in 4.1 geformuleerde regel geldt niet voor het indienen van een verzoek om herziening van een uitspraak over een bestuurlijke boete. Een dergelijk verzoek is niet aan de in 4.2 vermelde termijn van één jaar gebonden.
4.4.
In deze zaak, die geen betrekking heeft op een uitspraak over een bestuurlijke boete,
zijn bij het herzieningsverzoek geen nieuwe feiten en omstandigheden gesteld en is het herzieningsverzoek meer dan één jaar na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht ingediend. Daarom moet worden geoordeeld dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) D. Al-Zubaidi

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) déclare la requête de révision non recevable.
Par conséquent, décidée par M. Wolfrat en présence de D. Al-Zubaidi en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 18 novembre 2021.