ECLI:NL:CRVB:2018:3625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake kinderbijslag aanvraag
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb) inzake de aanvraag voor kinderbijslag voor haar zoon. De Svb had de aanvraag op 14 december 2016 afgewezen omdat de zoon ouder was dan 18 jaar. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar diende dit bezwaar pas op 5 april 2017 in, terwijl de bezwaartermijn op 25 januari 2017 was verstreken. Appellante voerde aan dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken en dat zij hulp nodig had omdat zij niet kon lezen en schrijven. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellante geen verschoonbare redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellante is om voor haar belangen te zorgen, ook in geval van ziekte. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe omstandigheden waren die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maakten. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.