ECLI:NL:CRVB:2018:3625

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
18/3102 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake kinderbijslag aanvraag

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb) inzake de aanvraag voor kinderbijslag voor haar zoon. De Svb had de aanvraag op 14 december 2016 afgewezen omdat de zoon ouder was dan 18 jaar. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar diende dit bezwaar pas op 5 april 2017 in, terwijl de bezwaartermijn op 25 januari 2017 was verstreken. Appellante voerde aan dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken en dat zij hulp nodig had omdat zij niet kon lezen en schrijven. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat appellante geen verschoonbare redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd gesteld dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellante is om voor haar belangen te zorgen, ook in geval van ziekte. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe omstandigheden waren die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maakten. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.

Uitspraak

18.3102 AKW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 april 2018, 17/5265 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 15 november 2018
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Beide partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en hebben verklaard dat zij geen gebruik willen maken van dit recht. Vervolgens heeft de Raad besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 14 december 2016 heeft de Svb de aanvraag van appellante om toekenning van kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet voor haar zoon [naam zoon] afgewezen, omdat hij ouder is dan 18 jaar.
1.2.
Bij brief van 16 maart 2017, door de Svb ontvangen op 5 april 2017, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 december 2016.
1.3.
De Svb heeft appellante bij brieven van 13 april 2017, 20 april 2017 en 21 juni 2017 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellante heeft hierop aangeven dat zij niet in staat was om binnen de gestelde termijn te reageren, omdat zij ernstig ziek is en alleen woont met haar zoon die ook ziek is. Appellante heeft medische stukken ingezonden om haar standpunt te ondersteunen. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij om hulp heeft gevraagd, omdat zij niet kan lezen en schrijven.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 16 augustus 2017 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 14 december 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en appellante geen redenen heeft aangevoerd op grond waarvan de te late indiening van het bezwaarschrift verschoonbaar zou zijn.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, onder overweging dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van appellante behoort om in geval van ziekte te zorgen voor de behartiging van haar belangen. Slechts indien kan worden aangenomen dat appellante redelijkerwijs niet in staat kon worden geacht om voor haar belangen op te komen, of een gemachtigde aan te wijzen die voor een adequate belangenbehartiging zou kunnen zorgen, is sprake van een uitzonderlijk geval waarin de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar kan worden geacht. De rechtbank is van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen of om daartoe de hulp van een derde in te roepen.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij ziek is, dat haar zoon ook ziek is en dat zij niet kan lezen en schrijven.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Overeenkomstig artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In dit geval is de bezwaartermijn op 15 december 2016 aangevangen en op 25 januari 2017 geëindigd
4.2.
Vaststaat dat appellante pas bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 14 december 2016 nadat de bezwaartermijn verstreken was.
4.3.
Appellante heeft in hoger beroep evenmin omstandigheden aangevoerd die leiden tot de conclusie dat voormelde overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel berust worden onderschreven. Dit betekent dat de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 december 2016 dan ook terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2018.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) M.D.F. de Moor

KS