Uitspraak
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op verzoeken om schadevergoeding van zeven verzoekers in verband met besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De verzoekers vorderden materiële schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand en buitengerechtelijke kosten die verband hielden met eerdere besluiten van de Svb. De Raad heeft vastgesteld dat de verzoekers geen bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten, waardoor de verzoeken om materiële schadevergoeding zijn afgewezen. Daarnaast hebben verzoekers 2, 3, 4 en 5 hun verzoek om immateriële schade ingetrokken na het bereiken van een schikking met de Svb. Voor verzoekers 1, 6 en 7 is vastgesteld dat er geen objectieve gegevens zijn die geestelijk letsel aantonen, waardoor ook hun verzoeken om immateriële schade zijn afgewezen. De Raad heeft echter wel geoordeeld dat de redelijke termijn in de procedure is overschreden, wat aanleiding geeft tot een schadevergoeding van € 500,- per verzoeker, te betalen door de Staat der Nederlanden. De verzoeken om vergoeding van proceskosten zijn afgewezen, met uitzondering van de kosten die de Staat moet vergoeden in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is gedaan op 11 februari 2021.