ECLI:NL:CRVB:2021:2785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland, dat zijn aanvraag voor beschermd wonen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) had afgewezen. Appellant had eerder een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen en verzocht om een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen. Het college had hem echter alleen individuele begeleiding in natura toegekend, wat appellant niet voldoende vond. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het college had in een later besluit de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2021, heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de begeleiding door zijn moeder niet adequaat kon worden afgebouwd zonder alternatieve begeleiding. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant onvoldoende procesbelang had, omdat zijn geschil betrekking had op een reeds verstreken periode en hij enkel een principieel belang had in de rechtmatigheid van het handelen van het college. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was.
De uitspraak van de Raad is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter J. Brand en de leden J.P.A. Boersma en B. Barentsen, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2021. De Raad heeft benadrukt dat een louter principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang, en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in de weg staat aan deze beslissing.