In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. De appellant ontving sinds 7 november 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een anonieme melding over zijn woonsituatie is een onderzoek gestart door het college. De appellant heeft niet gereageerd op oproepen voor gesprekken en heeft geen bewijsstukken overgelegd. Het college heeft daarop de bijstand van de appellant opgeschort en later ingetrokken, met terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat het extreem lage waterverbruik van de appellant, slechts 4 m3 in een periode van meer dan een jaar, niet kan worden verklaard. De appellant heeft geen afdoende verklaring gegeven voor dit lage verbruik, wat leidt tot de conclusie dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank heeft de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de bevindingen van het college bevestigd en geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad heeft de hoger beroepen van de appellant afgewezen en het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 2.992,-.