ECLI:NL:CRVB:2021:277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WAO-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan appellante, die sinds 1984 als kassière werkzaam was en in 1987 wegens ziekte uitviel. Appellante had verzocht om een WAO-uitkering na een eerdere afwijzing door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts in 1988 oordeelde dat appellante niet arbeidsongeschikt was, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. De Raad benadrukt dat het risico van het ontbreken van medische gegevens voor rekening van appellante komt, aangezien zij te laat een aanvraag indiende. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 1.000,-, verdeeld over het Uwv en de Staat der Nederlanden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt de kosten voor de procesvoering bij de Staat.