Uitspraak
19.2909 WIA
29 mei 2019, 18/2801 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een loonsanctie die was opgelegd aan de betrokkene, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), in verband met tekortkomingen in de re-integratie van een werkneemster die op 11 maart 2016 uitviel voor haar werk. Het Uwv had eerder op 16 januari 2018 een loonsanctie opgelegd, maar wijzigde deze in een ziekengeldsanctie in een later besluit van 12 juli 2018. De rechtbank had het bezwaar van de betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat zij oordeelde dat het Uwv niet had kunnen volstaan met een wijziging van de motivering zonder een nieuw primair besluit te nemen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het Uwv bevoegd was om de loonsanctie te wijzigen naar een ziekengeldsanctie zonder een nieuw primair besluit te nemen. De Raad stelde vast dat de wijziging van de grondslag van de sanctie niet in strijd was met de wet en dat de betrokkene niet in haar belangen was geschaad. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden en verklaarde het beroep van de betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de re-integratieverplichtingen en de bevoegdheid van het Uwv om sancties aan te passen in het kader van de Wet WIA.