Uitspraak
19 2355 WIA
18 april 2019, 18/1087 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
13 februari 2018 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de oplegging van een loonsanctie aan de Stichting voor openbaar primair onderwijs te [woonplaats] (appellante) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 13 december 2017 besloten om het tijdvak waarin de werkneemster recht heeft op loon tijdens ziekte te verlengen met 52 weken, omdat appellante niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde dit besluit, waarna appellante in hoger beroep ging.
Appellante voerde aan dat zij niet tekort was geschoten in haar re-integratieverplichtingen en dat de werkneemster marginaal belastbaar was, waardoor re-integratieactiviteiten beperkt moesten blijven tot de eigen werkgever. Het Uwv en de rechtbank oordeelden echter dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, omdat zij te lang had vastgehouden aan re-integratie bij de eigen werkgever en te laat was gestart met re-integratieactiviteiten in het tweede spoor. De Raad oordeelde dat er geen medische redenen waren om geen re-integratie in het tweede spoor te overwegen en dat appellante te lang had gewacht met het starten van deze activiteiten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in het openbaar, met de ondertekening van de voorzitter en de griffier.