ECLI:NL:CRVB:2021:2690

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
19/1640 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en medische beoordeling van appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Haarlem. Appellante had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010), maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep aanvecht.

De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante per 5 maart 2014 geen aanspraak heeft op een Wajong-uitkering. De Raad stelt vast dat de aanvraag van appellante op 12 november 2013 is ingediend en dat het wettelijk kader van toepassing is op basis van de Wajong 2010. De Raad bevestigt dat er geen recht op uitkering kan worden toegekend met terugwerkende kracht bij een laattijdige aanvraag. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante op de relevante datum, 5 maart 2014, is cruciaal.

De Raad heeft de medische rapporten van deskundigen in overweging genomen en concludeert dat appellante op de relevante datum in staat was om functies te vervullen die meer dan 75% van het wettelijk minimumloon opleverden. De Raad wijst erop dat appellante geen nieuwe gegevens heeft aangedragen die de eerdere beoordelingen van haar belastbaarheid in twijfel trekken. De conclusie is dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

19/1640 Wajong
Datum uitspraak: 28 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
8 maart 2019, 18/1846 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.H. Klijnstra, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2021. Voor appellante is
[naam vader] , vader van appellante, verschenen, bijgestaan door mr. Klijnstra. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.

OVERWEGINGEN

1. Nadat een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) door het Uwv is afgewezen, heeft appellante, geboren op [geboortedatum] 1990, op 12 november 2013 een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ingediend. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv de aanvraag van appellante bij besluit van 10 juli 2014 afgewezen, omdat het niet mogelijk is een oordeel te vormen over de beperkingen van de belastbaarheid van appellante op haar zeventiende jaar, als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Het tegen dat besluit ingediende bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 14 maart 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij, samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
2.1.
Omdat appellante haar aanvraag heeft ingediend op 12 november 2013 wordt het wettelijk kader gevormd door de Wajong 2010. Op grond van artikel 2:15, tweede lid, van de Wajong 2010 is het bij een laattijdige aanvraag niet mogelijk een uitkering toe te kennen met terugwerkende kracht. Het recht op arbeidsondersteuning (dat een voorwaarde is voor inkomensondersteuning of uitkering) kan niet eerder ingaan dan zestien weken na de aanvraag. Dat is in dit geval per 5 maart 2014. Bij de beoordeling of appellante in aanmerking komt voor arbeidsondersteuning is daarom eerst bezien of zij op 5 maart 2014 in staat is om 75% of meer van het wettelijk minimumloon te verdienen.
2.2.
In de procedure over het recht van appellante op een WIA-uitkering per 22 augustus 2013 heeft de Raad in zijn uitspraak van 7 november 2018 de uitspraak van de rechtbank van 5 februari 2018 bevestigd. In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat op basis van de rapporten van drie door de rechtbank benoemde deskundigen (Rockx, Van der Veer en Gerritze) de in de beroepsfase op 19 juni 2017 aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de beperkingen van appellante per 22 augustus 2013 juist weergeeft.
2.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 november 2018 over de medische problematiek van appellante gesteld dat niet is gebleken van wezenlijke veranderingen in de tijd en geconcludeerd dat appellante op en na [geboortedatum] 2008 belastbaar is conform de FML van 19 juni 2017, die in het kader van de WIA-procedure is vastgesteld. In een rapport van 29 januari 2019 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op basis van deze FML geconcludeerd dat appellante per 5 maart 2014 in staat moet worden geacht functies te verrichten als samensteller elektronische apparatuur, productiemedewerker textiel en productiemedewerker industrie. Op basis daarvan is een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van minder dan 25%.
2.4.
Het Uwv heeft pas tijdens het beroep een afdoende motivering gegeven voor de afwijzing van de aanvraag om een Wajong-uitkering. Het bestreden besluit was dus niet deugdelijk gemotiveerd. Dit gebrek is gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat de bij haar geconstateerde neuroborreliose moet leiden tot het aannemen van meer beperkingen. Verder heeft appellante – kort samengevat – aangevoerd dat zij op grond van de door psychiater Van der Veer vastgestelde structurele ontwikkelingsstoornis op [geboortedatum] 2008 geen benutbare mogelijkheden had, dat de Raad in zijn uitspraak over de WIA-uitkering ten onrechte heeft overwogen dat de FML van 19 juni 2017, die geldt vanaf 22 augustus 2013, juist is vastgesteld en dat zij per 5 maart 2014 niet meer dan 75% van het wettelijk minimumloom kan verdienen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen, zie de uitspraak van 27 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:939), vloeit uit artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wajong 2010 voort dat indien betrokkene bij zijn aanvraag ouder is dan achttien jaar (dat wil zeggen dat sprake is van een laattijdige aanvraag) en betrokkene op de datum waarop de arbeids- en inkomensondersteuning kan ingaan (zestien weken na de aanvraag) niet arbeidsongeschikt is, er geen recht op deze ondersteuning bestaat. In zo’n situatie is het niet vereist om tevens dan wel eerst te beoordelen of de betrokkene (op diens achttiende verjaardag) als jonggehandicapte dient te worden aangemerkt in de zin van artikel 2:3 van de Wajong 2010. Appellante heeft op 12 november 2013, zij was toen 23 jaar oud, een aanvraag ingediend. Ter beoordeling ligt dus in de eerste plaats voor of appellante op 5 maart 2014, (zijnde zestien weken na de aanvraag van 12 november 2013) in staat was met arbeid meer dan 75% van haar minimumloon te verdienen. Aan de stelling van appellante dat uit het rapport van Van der Veer blijkt dat zij op [geboortedatum] 2008 geen benutbare mogelijkheden had, wordt daarom pas toegekomen als zou komen vast te staan dat appellante op 5 maart 2014 niet meer dan 75% van het wettelijk minimumloom kon verdienen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank dat de in de hangende beroepsprocedure tot stand gekomen conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kunnen worden gevolgd, wordt onderschreven, evenals de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Dat een (Duitse) specialist bij appellante de diagnose van neuroborreliose heeft gesteld, is bij de oordeelsvorming betrokken en was ook bekend ten tijde van de behandeling van het beroep en het hoger beroep met betrekking tot de afwijzing van de WIA-aanvraag van appellante. Dit geldt evenzeer voor de deskundigenrapporten die door revalidatiearts Rockx, psychiater Van der Veer en verzekeringsarts Gerritze zijn opgesteld. Niet valt in te zien waarom er nu, anders dan ten tijde van de behandeling van het hoger beroep inzake de WIA-procedure, aanleiding bestaat om alsnog de bevindingen van Van der Veer aan Rockx voor te leggen, zoals appellante heeft aangevoerd. Appellante heeft in hoger beroep immers geen nieuwe gegevens aangedragen op grond waarvan aan de eerdere beoordelingen zou moeten worden getwijfeld. Voor de stelling van appellante dat de op 19 juni 2017 vastgelegde FML die geldt vanaf 22 augustus 2013, niet juist is vastgesteld, wordt daarom verwezen naar de overwegingen 4.1 tot en met 4.2.2 van de uitspraak van de Raad van 7 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3482). Appellante heeft verder ook geen gegevens aangedragen die aanleiding geven te twijfelen aan het oordeel dat de FML, die geldt vanaf 22 augustus 2013, ook nog geldig is op 5 maart 2014.
4.3.
Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellante per 5 maart 2014 geen aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Wajong 2010. Daarmee wordt niet toegekomen aan de beroepsgrond dat uit het rapport van Van der Veer blijkt dat appellante op [geboortedatum] 2008 geen benutbare mogelijkheden had. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en F.M. Rijnbeek en S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2021.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) A.L.K. Dagmar