ECLI:NL:CRVB:2021:2637
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht van Rijnvarende in Nederland en toepassing van socialezekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekeringsplicht van een Rijnvarende die in Nederland woont en in loondienst werkt voor een bedrijf gevestigd in Luxemburg. De appellant, die van 9 juni 2010 tot en met 30 september 2012 als Rijnvarende heeft gewerkt, verzocht om vaststelling dat de Luxemburgse socialeverzekeringswetgeving op hem van toepassing was. De Sociale verzekeringsbank (Svb) concludeerde echter, op basis van de beschikbare gegevens, dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing was. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat de appellant onder de Nederlandse wetgeving valt, omdat hij werkte op schepen waarvan de exploitanten in Nederland gevestigd waren. De Raad wijst erop dat de Svb bij het vaststellen van de toepasselijke wetgeving gebonden is aan de conflictregels van de Basisverordening en de Rijnvarendenovereenkomst. De appellant voerde aan dat de Svb de procedurevoorschriften niet had nageleefd en dat de Luxemburgse wetgeving van toepassing had moeten zijn, maar de Raad volgt deze redenering niet. De Svb heeft de belangen van de appellant niet onterecht genegeerd en de Raad bevestigt dat de Svb niet verplicht is om in individuele gevallen af te wijken van de conflictregels zonder een gemotiveerd verzoek.
De Raad concludeert dat de Svb terecht heeft gehandeld door de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing te verklaren en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor Rijnvarenden om de juiste procedures te volgen en de rol van de Svb in het vaststellen van de toepasselijke wetgeving.