Uitspraak
21 1579 AOW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 14 december 2018 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene voor een ongehuwdenpensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Betrokkene had eerder een gehuwdenpensioen ontvangen, maar stelde dat zijn situatie was veranderd na de ontbinding van zijn samenlevingsovereenkomst met X. De Svb had het verzoek van betrokkene om zijn pensioen te herzien afgewezen, met als argument dat er nog steeds sprake was van een gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg. De rechtbank Gelderland had in een tussenuitspraak geconstateerd dat de Svb gebreken had in de besluitvorming en de Svb de gelegenheid gegeven om deze te herstellen. De Svb had echter niet voldoende aangetoond dat de gezamenlijke huishouding nog bestond. Tijdens de zitting bij de Raad werd duidelijk dat de Svb het onweerlegbaar rechtsvermoeden niet meer als argument gebruikte, en dat de focus lag op de vraag of er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad concludeerde dat er inderdaad sprake was van wederzijdse zorg, onderbouwd door financiële verstrengeling tussen betrokkene en X. De Raad verklaarde het hoger beroep van de Svb ongegrond en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.