In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de terugvordering van persoonsgebonden budgetten (pgb) door Zorgkantoor Friesland B.V. van de erven van een overleden betrokkene. De Raad oordeelt dat het zorgkantoor bevoegd was om de pgb's over de jaren 2013 en 2014 lager vast te stellen en dat de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten terecht was. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het zorgkantoor op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan eerdere uitspraken en dat er geen omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan het zorgkantoor niet tot terugvordering had kunnen besluiten. De Raad concludeert dat de wijze waarop het zorgkantoor zijn bevoegdheid heeft uitgeoefend niet leidt tot een onevenredige uitkomst voor de verzekerde. Het hoger beroep van de erven van de betrokkene slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.