ECLI:NL:CRVB:2021:2413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over recht op kinderbijslag en terugvordering door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de toekenning van kinderbijslag voor zijn kinderen. Appellant heeft in 2012 kinderbijslag aangevraagd voor zijn oudste kind, [naam 1], en in 2016 voor zijn jongste kind, [naam 2]. De Svb heeft echter geconcludeerd dat appellant onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over zijn verblijf en werkzaamheden buiten Nederland, waardoor hij niet verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb heeft de kinderbijslag voor [naam 1] herzien en de aanvraag voor [naam 2] afgewezen, wat leidde tot een terugvordering van eerder betaalde kinderbijslag en het opleggen van een boete. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op kinderbijslag vanaf de geboorte van zijn kinderen en dat de besluiten van de Svb onterecht zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat appellant niet verzekerd was voor de AKW en dat de besluiten tot herziening en terugvordering standhouden. De Raad heeft ook geoordeeld dat de opgelegde boete passend is, gezien de schending van de inlichtingenplicht door appellant. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.