In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 13 september 2007 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met A, wat zij niet heeft gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel. Dit leidde tot een herziening van haar bijstand en een terugvordering van € 22.828,53. De Raad oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de gezamenlijke huishouding, onderbouwd door een huisbezoek en verklaringen van appellante. De Raad bevestigt dat het college terecht een boete heeft opgelegd van € 1.769,04 wegens schending van de inlichtingenverplichting, maar vermindert deze boete met 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad oordeelt ook dat appellante recht heeft op schadevergoeding van € 1.000,- wegens deze overschrijding. De uitspraak van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, en de boete wordt vastgesteld op € 1.592,14.