Op 17 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.S. Wijling, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 10 januari 2023, waarin was bepaald dat de Belastingdienst binnen negen weken opnieuw moest beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelde dat de Belastingdienst deze beslissing niet tijdig had genomen, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep.
De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond was. Aangezien de Belastingdienst niet binnen de gestelde termijn een nieuw besluit had genomen, werd de Belastingdienst opgedragen om dit alsnog te doen binnen twee weken na de uitspraak. De rechtbank stelde vast dat in gevallen waarin een bestuursorgaan niet tijdig beslist, er een dwangsom kan worden opgelegd. In dit geval werd de dwangsom vastgesteld op € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-.
Daarnaast werd de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 418,50, en moest het griffierecht van € 50,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Jouvenaar, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.