ECLI:NL:RBZWB:2023:62
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan in sociale zekerheidszaak
Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek. De zaak betreft een beroep dat de eiser heeft ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 26 augustus 2022, waarin was bepaald dat verweerder binnen zes weken opnieuw moest beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze beslissing niet tijdig heeft genomen, en heeft daarom beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet voor een zitting zijn uitgenodigd, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de beslistermijn was verstreken voordat eiser op 11 oktober 2022 beroep heeft ingesteld. Het beroepschrift voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft geoordeeld dat in dit geval, waar een termijn was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit, geen ingebrekestelling vereist is voordat beroep kan worden ingesteld.
Echter, de rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder op 20 oktober 2022 alsnog op het bezwaar heeft beslist, en dat eiser hiertegen al beroep had ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, omdat het griffierecht nog niet was voldaan. De rechtbank heeft de zaak als lichtgewicht gekwalificeerd, aangezien het alleen ging om de vraag of de beslistermijn was overschreden.