ECLI:NL:RBZWB:2022:2090
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 april 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld dat zij heeft ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank van 23 juli 2021. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juli 2020, waarbij haar aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 was afgewezen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak bepaald dat verweerder binnen twee weken moest beslissen op het bezwaar van eiseres, met een dwangsom van maximaal € 15.000,- bij niet tijdig beslissen. Eiseres stelt nu dat verweerder deze beslissing niet heeft genomen, wat haar aanleiding geeft om beroep in te stellen.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op de ingebrekestelling en dat er geen besluit is genomen op het bezwaar van eiseres. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder zijn verplichtingen niet is nagekomen.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres heeft recht op terugbetaling van het door haar betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.