ECLI:NL:CRVB:2021:2291
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van kasstortingen en overschrijvingen als inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 17 januari 2003 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). De zaak betreft de vraag of kasstortingen en overschrijvingen op de bankrekening van appellante terecht als inkomen zijn aangemerkt en of deze in mindering zijn gebracht op de bijstand. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat de ontvangen bedragen eerder door haar uitgeleend geld betreft. De Raad oordeelt dat een eenmalige kasstorting of overschrijving als inkomen kan worden aangemerkt, afhankelijk van de bron van het geld. De Raad bevestigt dat het aan de betrokkene is om openheid van zaken te geven over de bron van de inkomsten. In dit geval heeft appellante niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de kasstortingen en overschrijvingen niet als inkomen moeten worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank Den Haag is bevestigd, waarbij de terugvordering van de bijstand is gehandhaafd. De Raad heeft geoordeeld dat de overschrijvingen van derden aan appellante in de periode waarin zij bijstand ontving, als inkomen moeten worden beschouwd, en dat appellante niet heeft aangetoond dat deze bedragen niet als zodanig moeten worden aangemerkt.