ECLI:NL:CRVB:2021:2193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van laattijdige aanvragen Wajong en bewijsvoering van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, geboren in 1967, had op 9 november 2017 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend bij het Uwv, welke aanvraag op 20 november 2017 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van objectieve medische gegevens die nodig zijn om de arbeidsongeschiktheid van appellante op zeventien- en achttienjarige leeftijd vast te stellen. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het Uwv niet in strijd heeft gehandeld met de werkinstructie 'Laattijdige aanvragen Wajong' en dat de bewijslast voor het aantonen van arbeidsongeschiktheid bij de aanvrager ligt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende objectieve gegevens zijn om de arbeidsongeschiktheid van appellante op de relevante leeftijden vast te stellen, en dat de medische rapportages uit de periode rond de Wajong-gerechtigde leeftijd ontbreken. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd benadrukt dat het tijdsverloop en het ontbreken van gegevens voor risico van de aanvrager komen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om het standpunt van het Uwv te betwisten.