Uitspraak
18.5348 BBZ
OVERWEGINGEN
2 december 2020, diende het college een individuele, op de situatie van betrokkene toegespitste belangenafweging te maken, waarbij alle door betrokkene aangevoerde omstandigheden dienen te worden meegewogen. De omstandigheid dat de beoordeling zich beperkte tot beantwoording van de vraag of er sprake was van dringende redenen in de zin van artikel 44, tweede lid, van het Bbz 2004, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat het college over kwijtschelding en afkoop van bedrijfskredieten geen beleid heeft vastgesteld. Bij de belangenafweging dienden in dit geval onder meer de aanwijzing van de voormalige woning van betrokkene als Beeldbepalend Pand en de waardedaling ten gevolge daarvan te worden betrokken. Nu een belangenafweging in het bestreden besluit ontbreekt, heeft de rechtbank terecht het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van de aangevallen uitspraak.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 508,- wordt geheven.