ECLI:NL:CRVB:2021:211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
19/2687 WMO15-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-tijdige indiening

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.C.A. van Niftrik, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Tijdens de zitting op 16 december 2020 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend rechters, naar aanleiding van hun optreden tijdens deze zitting. De voorzitter van de Raad heeft op de zitting geoordeeld dat een verklaring van een ergotherapeut niet in de beoordeling werd betrokken, wat verzoekster als een schending van het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor beschouwde. Verzoekster heeft echter tot 29 december 2020 gewacht met het indienen van haar wrakingsverzoek, terwijl de feiten en omstandigheden die tot dit verzoek leidden, haar al op 16 december 2020 bekend waren. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzoek om wraking niet tijdig is ingediend, en heeft het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer bestaande uit E.J.M. Heijs als voorzitter en T. Dompeling en G.A.J. van den Hurk als leden, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2021.

Uitspraak

19.2687 WMO15-W

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum beslissing: 1 februari 2021
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. R.C.A. van Niftrik, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 10 mei 2019, 18/3216, in een geding tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel (het college).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2020 door een meervoudige kamer, bestaande uit L.M. Tobé, D.S. de Vries en D. Hardonk-Prins (behandelend rechters). Verzoekster en haar gemachtigde waren hierbij aanwezig en ook het college was vertegenwoordigd.
Bij brief van 21 december 2020 heeft de gemachtigde van verzoekster verzocht om toezending van het proces-verbaal van de zitting, omdat verzoekster zich beraadt op wraking van de behandelend rechters. Op 24 december 2020 is het proces-verbaal toegezonden.
Op 29 december 2020 heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechters.
De behandelend rechters hebben schriftelijk gereageerd op het verzoek om wraking en meegedeeld daarin niet te berusten.
Verzoekster en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op de zitting van 25 januari 2021. Verzoekster is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. Van Niftrik. De behandelend rechters zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
1.2.
Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb wordt het verzoek om wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2. Aan het wrakingsverzoek ligt het volgende ten grondslag. Verzoekster heeft op
16 december 2020, om 10.36 uur, aanvullende correspondentie naar de Raad gezonden, waaronder een verklaring van 15 december 2020 van de ergotherapeut (de verklaring). De verklaring is die ochtend ook aan een van de vertegenwoordigers van het college gezonden.
Bij het openen van de zitting om 13.55 uur heeft de voorzitter direct geoordeeld dat de verklaring van de ergotherapeut wegens strijd met de goede procesorde niet in de beoordeling wordt betrokken. Door niet eerst aan de vertegenwoordiger van het college te vragen of er bezwaar bestond tegen het inbrengen van de verklaring, heeft de voorzitter het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor geschonden en aldus vooringenomen gehandeld. Ook is medegedeeld dat de Raad, vanwege de behandeling van andere zaken, geen tijd heeft gehad om kennis te nemen van de verklaring. Hiermee suggereert de Raad een eigen belang te hebben bij de zaak, wat ook inbreuk maakt op de integriteit van het rechterlijk college. Door de redenering dat de goede procesorde zou zijn geschonden, enkel omdat de Raad de verklaring niet heeft gelezen, hebben de behandelend rechters zich vooringenomen getoond, althans daartoe de schijn gewekt.
3. Het verzoek om wraking is gebaseerd op het verhandelde op de zitting van 16 december 2020. Door met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten tot 29 december 2020 heeft verzoekster niet gehandeld overeenkomstig artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. De aanleiding voor verzoekster om de behandelend rechters te wraken was gelegen in het optreden van de behandelend rechters ter zitting. De omstandigheden waarin verzoekster aanleiding heeft gezien een wrakingsverzoek in te dienen waren haar dus uiterlijk ter zitting bekend. Niettemin heeft zij tot bijna twee weken na de zitting gewacht met de indiening van haar verzoek. Dat zij het verzoek heeft ingediend binnen enkele dagen nadat zij het proces-verbaal van de zitting heeft ontvangen, maakt niet dat het verzoek tijdig is, omdat het proces-verbaal ten opzichte van het verhandelde ter zitting geen nieuwe feiten of omstandigheden bevat die maken dat het verzoekster niet zou kunnen worden tegengeworpen dat zij haar verzoek pas na ontvangst van het proces-verbaal heeft ingediend (zie de beslissing van 15 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3385).
4. Dit betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en T. Dompeling en G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van H.S. Huisman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2021.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) H.S. Huisman