ECLI:NL:CRVB:2021:2101
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afgewezen wrakingsverzoek tegen de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 augustus 2021 een verzoek om wraking afgewezen. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 juli 2019, maar zijn hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht en het niet tijdig indienen van het beroepschrift. Verzoeker heeft vervolgens verzet aangetekend, dat op 2 juli 2021 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting heeft verzoeker om wraking van de behandelend rechter, J.C. Boeree, verzocht. De behandelend rechter heeft echter aangegeven niet te berusten in de wraking.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de argumenten van verzoeker niet op de persoon van de behandelend rechter zien, maar eerder gericht zijn tegen de Raad als geheel. De Raad stelt vast dat het verzoek om wraking evident misbruik van het recht is, vooral gezien het moment van indienen direct bij aanvang van de zitting. De Raad wijst erop dat de door verzoeker aangevoerde argumenten niet relevant zijn voor de wraking van de specifieke rechter en dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen. Bovendien wordt er besloten dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak ook niet in behandeling zal worden genomen.
De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met E.J.M. Heijs als voorzitter en E.W. Akkerman en J.P.A. Boersma als leden. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier D.S. Barthel was aanwezig.