Uitspraak
20 893 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.Daar wordt het volgende aan toegevoegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Appellante, die als adviseur algemene bankzaken werkte, had haar dienstverband op 3 december 2018 beëindigd en zich op 11 februari 2019 ziek gemeld. De verzekeringsarts oordeelde dat zij per 20 mei 2019 weer geschikt was voor haar werkzaamheden, wat leidde tot de conclusie dat appellante geen recht meer had op ziekengeld. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond, wat door de rechtbank werd bevestigd.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten en voegde daaraan toe dat het Uwv en de rechtbank onvoldoende rekening hadden gehouden met haar medische situatie, waaronder een diagnose van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van appellante konden ondersteunen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen de medische situatie van appellante adequaat hadden beoordeeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan hun conclusies.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante geen recht had op ziekengeld op basis van de geldende wetgeving en de medische beoordeling.