Uitspraak
18.5753 WIA
OVERWEGINGEN
.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als chauffeur werkzaam was, had zich op 9 oktober 2014 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering met de motivering dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de verzekeringsarts de ernst van zijn klachten niet goed heeft ingeschat en dat er aanleiding is voor een urenbeperking. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts had voldoende informatie verzameld en de beperkingen van appellant correct vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid en dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.