Uitspraak
20 2487 WAJONG
12 juni 2020, 19/3619 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1999, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat haar ernstige psychische problematiek het onmogelijk maakte om te werken. Het Uwv had haar aanvraag afgewezen na zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Na een nieuwe beoordeling door het Uwv, waarin de bezwaren van appellante opnieuw ongegrond werden verklaard, ging appellante in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante op de datum in geding arbeidsvermogen had. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was verricht en dat er voldoende rekening was gehouden met de medische situatie van appellante. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij geen arbeidsvermogen had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van personen met psychische problematiek en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen met medische gegevens te onderbouwen.