Uitspraak
18.1418 JW
OVERWEGINGEN
.Een besluit dat betrekking heeft op een toe- of afwijzing van een aanvraag voor een pleegvergoeding vindt zijn grondslag in artikel 5.3, eerste lid, van de Jw.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanvraag voor een pleegvergoeding die door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat het college niet bevoegd is om te beslissen op deze aanvraag, aangezien de bevoegdheid hiervoor ligt bij de pleegzorgaanbieder, zoals bepaald in artikel 5.3, eerste lid, van de Jeugdwet. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd.
De Raad heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat het hoger beroep op grond van artikel 8:105, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden ingesteld, tenzij een andere hoger beroepsrechter bevoegd is. De Raad heeft het hoger beroepschrift doorgezonden naar de Afdeling, conform artikel 6:15, eerste lid, van de Awb. De uitspraak benadrukt de scheiding van bevoegdheden tussen de verschillende bestuursorganen en de noodzaak voor appellanten om hun verzoeken bij de juiste instantie in te dienen.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit J. Brand als voorzitter, J.P.A. Boersma en E.J. Otten als leden, en in aanwezigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021, waarbij het griffierecht van € 126,- aan de appellant zal worden terugbetaald.